Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Drachtster Lyceum
› 6 en H7 Frans voca 6.1, 6.2, 6.3, 7.1, 7.2, 7.3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Drachtster Lyceum
6 en H7 Frans voca 6.1, 6.2, 6.3, 7.1, 7.2, 7.3
Jaar 3 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
6.1 l'environnement = het milieu l'inondation = de overstroming l'influence = de invloed le but = het doel la solution = de oplossing l'amende = de boete la plupart = het merendeel, de meeste les animaux domestiques = de huisdieren le propriétaire = de eigenaar le maître = de baas posséder = bezitten abandonner = in de steek laten protéger = beschermen garder = houden; passen op écolo = milieubewust la poubelle = de prullenbak les déchets = het afval collecter = verzamelen causer = veroorzaken punir = straffen soutenir = ondersteunen être déçu(e) = teleurgesteld zijn être fier/fière de = trots zijn op être contre = tegen zijn être pour = voor zijn affreux, -euse = vreselijk, verschrikkelijk mignon, -onne = schattig fragile = kwetsbaar, breekbaar 6.2 répondre à = antwoorden op participer à = meedoen aan, met s'intéresser à = zich interesseren voor penser à = denken aan avoir besoin de = nodig hebben avoir peur de = bang zijn voor avoir envie de = zin hebben in, om parler de = praten over s'occuper de = bezig zijn met polluer = vervuilen agir = actie ondernemen défendre = verbieden, verdedigen le geste = het gebaar l'habitude = de gewoonte ramasser = oprapen trier les déchets = afval scheiden lutter contre = strijden tegen compter = tellen économiser = sparen gaspiller = verspillen éteindre = uitdoen dans = over (tijd), in (plaats) sous = onder sur = op en = in derrière = achter devant = voor (plaats) à côté de = naast 6.3 il y a = er is, er zijn il y a (+ tijd) = geleden quand = wanneer finalement = uiteindelijk cette fois-ci = deze keer puisque = omdat, gezien het feit dat cela veut dire = dat wil zeggen conscient(e) = bewust engagé(e) = betrokken diminuer = verminderen utiliser = gebruiken encourager = aanmoedigen éviter = vermijden contaminer = besmetten la nourriture = het voedsel la mesure = de maatregel l'excès = het misbruik l'orage = het onweer la forêt = het bos tout le monde = iedereen parfois = soms l'oiseau = de vogel la souris = de muis le lapin = het konijn le poisson = de vis l'âne = de ezel la poule = de kip le renard = de vos 7.1 l'Hexagone = Europees Frankrijk; Frankrijk la filière = het profiel le bac = het eindexamen les études = de studie la langue = de taal le goût = de smaak; de voorliefde le conseil de classe = de rapportvergadering la matière = het schoolvak la physique = natuurkunde la chimie = scheikunde les SVT; les sciences de la vie et de la terre = biologie la philosophie = filosofie la géographie = aardrijkskunde le dessin = tekenen être contente de; être content de = tevreden zijn met doué; douée = begaafd; talentvol le tour du monde = de wereldreis le métier = het beroep l'avocat; l'avocate = de advocaat; de advocate l'architecte = de architect le conseiller; la conseillère d'orientation = de decaan rêver de = dromen over déterminer = bepalen hésiter = twijfelen souhaiter = wensen exprimer = uitspreken; uiten préparer à = voorbereiden op en avoir marre = er genoeg van hebben 7.2 le coiffeur; la coiffeuse = de kapper; de kapster le médecin = de arts l'instituteur; l'institutrice = de onderwijzer; de onderwijzeres le pilote = de piloot le pharmacien; la pharmacienne = de apotheker l'archéologue = de archeoloog le dentiste; la dentiste = de tandarts l'entraîneur; l'entraîneuse = de trainer; de trainster le psychologue; la psychologue = de psycholoog le vétérinaire; la vétérinaire = de dierenarts le chef d'entreprise = de bedrijfsleider; de manager l'argent immobilier = de makelaar le comptable = de boekhouder le juge = de rechter le rêveur = de dromer l'imagination = de verbeelding l'association = de vereniging la persuasion = de overtuigingskracht le fric = de poen; de centen manquer = niet hebben; missen résoudre = oplossen correspondre à = overeenkomen met rendre visite à = bezoeken avoir du mal à = moeite hebben om faire partie de = deel uitmaken van être obligé de; être obligée de = verplicht zijn om grâce à = dankzij il s'agit de = het gaat om 7.3 l'objet = het ding le truc = het ding le projet = het plan l'avenir = de toekomst la vue = het uitzicht l'impression = de indruk le désir = de wens; het verlangen la colère = de woede la guerre = de oorlog la famine = de hongersnood la pollution = de vervuiling le chômage = de werkloosheid l'insécurité = de onveiligheid la délinquance = de criminaliteit entier, entière = heel; geheel honnête = eerlijk impoli; impolie = onbeleefd raisonnable = redelijk l'île = het eiland la plongée = het duiken la solitude = de eenzaamheid voler = stelen; vliegen passer le bac = eindexamen doen imaginer = voorstellen oser = durven venir de = zojuist souffrir = lijden offrir = aanbieden
Ingezonden op 16-06-2014 - 929x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!