Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Mijn eigen methodes

2 Geschiedenis hoofdstuk 1 (paragraaf 2/4) en 2 (paragraaf 2 en 3):begrippen

afzetgebied=Gebied waar goederen verkocht worden.
arbeidsomstandigheden=De voorwaarden en omstandigheden waaronder een arbeider moet werken. Bijv loon,werkuren en veiligheid.
Conferentie van Berlijn=Vergadering van Europese landen in 1884-1885 om de Afrikaanse gebieden te verdelen op een willekeurige manier. Werd gehouden in Berlijn.
evolutietheorie=Theorie van evolutie door Darwin
grondstoffen=onbewerkte, ruwe materialen waar producten mee gemaakt kunnen worden.
Industriële Revolutie=Grote verandering van handmatig naar machinaal. Begon in West-Europa.
modern imperialisme=West-Europese landen die in de 2e helft van de 19e eeuw door veroveringen van kolonies in Afrika en Zuidoost-Azie een koloniaal imperium opbouwden.
nationalisme=Voorliefde voor het verheerlijken van eigen land. Het streven naar zelfstandigheid.
smog=Vochtige lucht vol met roetdeeltjes en rook.
superioriteitsgevoel=Het idee/gevoel dat de ene groep beter/meerwaardig is dan de andere.
urbanisatie=verstedelijking

'farmers'=boeren die voornamelijk voor de markt produceren. meestal maar 1 of meer producten.
'peasants'= zelfverzorgende boeren. Zij verbouwen meestal veel verschillende producten.
coörperatie=Een samenwerkingsvorm van producenten of verbruikers, om de economische macht te vergroten en een schaalvoordeel behalen door gezamenlijk in- en te verkopen.
massaproductie=het in grote aantallen produceren van eenzelfde product
vrijhandel=vrij verkeer van goederen en diensten, waarbij het niet belemmerd word door grensmaatregelen zoals in- en uitvoerrechten (een soort belasting).
transitohandel=doorvoerhandel: meteen verder vervoerd i.p.v. opgeslagen.
sociale kwestie=bewustwording van het feit dat er in de 1e fase van de Industriële Revolutie een groot verschil was ontstaan tussen rijk en arm.
kapitalisme=Economisch systeem met meer vrijheid voor een ondernemer zodat ze zoveel mogelijk winst kunnen maken.
liberalisme=politieke stroming voor zoveel mogelijk individuele vrijheid en zo min mogelijk overheid.
censuskiesrecht=toekennen van kiesrecht aan mensen die meer dan het minimum bedrag aan belasting betalen.
klassenstrijd=de benaming (bedacht door Marx) van de strijd tussen de klassen arbeiders en de bourgeoisie met verschillende belangen.
Kinderwetje van Van Houten=wet uit 1874 die kinderarbeid in de fabriek verbood, NIET landarbeid.
socialisten/sociaal-democraten=aanhangers van politieke stroming waarin de arbeidersklasse de macht van de bourgeoisie wilde breken om de positie van de arbeider te verbeteren door het invoeren van sociale hervormingen via het parlement.
communisten=Zij wilden die macht breken door revolutie.

Ingezonden op 25-10-2014 - 446x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Mijn eigen methodes

2 Geschiedenis hoofdstuk 1 (paragraaf 2/4) en 2 (paragraaf 2 en 3):begrippen