Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Biologie havo 4 definities hs 1
› 3 biologie havo 4 definities thema 3 voortplanting
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Biologie havo 4 definities hs 1
3 biologie havo 4 definities thema 3 voortplanting
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Adolescentie=periode waarin de mens geestelijk volwassen wordt AIDS=Acquired Immuno Deficiency Syndrome; naam voor de latere stadia van een HIV-infectie, waarbij het aantal witte bloedcellen verminderd is en er veel secundaire infecties voorkomen Anticonceptie=methode om zwangerschap te voorkomen Balts=gedrag dat bij veel diersoorten vooraf gaat aan de voortplanting Bevruchting=het versmelten van de kern van een eicel met de kern van een zaadcel Bevruchtingsmembraan=membraan dat de eicel afsluit nadat deze bevrucht is door 1 zaadcel. Hierdoor kunnen andere zaadcellen niet meer binnen komen Celcommunicatie=het uitwisselen van informatie tussen cellen Chlamydia=seksueel overdraagbare aandoening; bacterie-infectie Concurrentie=proces waarbij individuen elkaar in hun bestaan nadelig beïnvloeden als gevolg van een gemeenschappelijke beperkende milieufactor. Coocurrentie kan binnen de soort en tussen soorten optreden Cryopreservatie=resterende embryo's van IVF worden ingevroren Diploïd=(=2n) Twee chromosomensets per kern (cel). Elk stel chromosomen komt van één ouder. Chromosomen komen dus voor in paren. Embryo=kiem; 1. Jong plantje binnen een zaad 2. Ontwikkelingstadium van een dier binnen een ei of in de baarmoede. Foetus=foetus of ouder embryo, bij een foetus zijn de organen al aangelegd. Zo noem je het embryo na 8 weken Follikel=blaasje met een eicel in de eierstok, dat tijdens de ontwikkeling van een eicel groter wordt en uiteindelijk open barst FSH=follikelstimulerend hormoon, hormoon dat door de hypofyse wordt afgescheiden en in de eierstokken o.a. de follikelrijping stimuleert Gameten=geslachtscellen (eicellen en zaadcellen) Gele lichaam=onderdeel van een eierstok, dat gevormd wordt uit de follikel na eisprong en zorgt voor progesteronproductie Geslachtelijke voortplanting=reproductie waarbij twee ouderlijke individuen betrokken zijn Geslachtshormonen=stoffen die via het bloed de werking van de voortplantingsorganen regelen Gonorroe=seksueel overdraagbare aandoening; bacterie-infectie; ook wel druiper genoemd Haploïd=met een enkel (n) stel chromosomen per kern. Geslachtscellen(gameten) zijn voorbeelden van haploide cellen HCG=Humaan Chorion Gonadotropine Hormoon, een hormoon dat door het kiemblaasje (blastocyste) gevormd wordt en dezelfde werking heeft als LH. Onder invloed van HCG wordt de productie van oestrogeen en progesteron voortgeze Herpes (genitalis)=een seksueel overdraagbare aandoening (soa). De oorzaak is een virus. Bij een besmetting komen er blaasjes op de huid en slijmvliezen van de penis, de vagina en de anus HIV=Human Immunodeficiency Virus, virus dat de ziekte aids veroorzaakt Hormonen=chemische stoffen die door hormoonklieren aan het bloed worden afgegeven en processen in het lichaam regelen Hypofyse=hypofyse of hersenaanhangsel is een hormoonklier onder aan de hersenen, die in verbinding staat met de hypothalamus en o.a. stimulerende hormonen afscheidt. Stimulerende hormonen stimuleren de werking van andere hormoonklieren Hypothalamus=gedeelte van de tussenhersenen. De hypothalamus staat in verbinding met de hypofyse en regelt door de afscheiding van neurohormonen de werking van de hypofyse ICSI=KI-methode, waarbij een zaadcel in een eicel wordt geinjecteerd Indaling=stadium van de bevalling, waarbij het hoofdje van de foetus in de bekkenholte komt te liggen IUI=KI-methode, waarbij sperma direct in de baarmoeder wordt gespoten IVF=In vitro fertilisatie; bevruchting vindt buiten het lichaam plaats ("reageerbuisbevruchting") Karyogram=een chromosomenportret Klievingsdelingen=celdelingen waarbij geen celgroei optreedt. Kunstmatige inseminatie (KI)=kunstmatig inbrengen van sperma in het vrouwelijk voortplantingsstelsel LH=LH of Luteïniserend Hormoon is een hormoon, dat afgescheiden wordt door de voorkwab van de hypofyse en invloed heeft op de interstitiele cellen in de testes en de follikel in een eierstok Meiose=meiose of reductiedeling is een combinatie van opeenvolgende kerndelingen, waardoor haploïde kernen ontstaan uit een diploïde kern. Meiose omvat meiose I en meiose II Mentruatie=periodieke (maandelijkse) baarmoederbloeding bij de meeste primaten Mutaties=verandering in het DNA van een organisme Nageboorte=de placenta, navelstrengresten en de vruchtvliezen verlaten het lichaam van de moeder Natuurlijke selectie=verschijnsel dat individuen met een beter aan het milieu aangepast genotype een grotere overlevingskans en voortplantingskans hebben en daardoor meer in de populatie zullen voorkomen dan andere Navelstreng=streng die het embryo van zoogdieren verbindt met de placenta. De navelstreng bevat twee slagaders en een ader Negatieve terugkoppeling=een stof remt zijn eigen aanmaak Oestrogeen=door de eierstok afgescheiden hormoon, dat ontwikkeling van de geslachtsorganen, de vrouwelijke geslachtskenmerken en de groei van het baarmoederslijmvlies stimuleert en tevens de afscheiding van FSH door de hypofyse remt Ongeslachtelijke voortplanting=reproductie waarbij 1 ouderlijk individu betrokken is Ontsluiting=stadium van de bevalling, waarbij de baarmoedermond wijder wordt en de vruchtvliezen breken Ovarium=eierstok Ovulatie=eisprong; het openbarsten van een follikel waardoor een eicel vrijkomt Periodieke onthouding=geen geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode Placenta=placenta of Moederkoek is een orgaan dat is ontstaan uit de buitenkant van het embryoblaasje en het baarmoederslijmvlies, dat zorgt voor uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en dat van het kind Poollichaampje=haploïde cel, die bij meiose tijdens de eicelvorming ontstaat en zich niet tot eicel ontwikkelt. Van de vier haploïde cellen die bij meiose ontstaan ontwikkelt zich slechts een tot eicel. De drie andere worden poollichaampjes genoemd en gaan te gronde Primaire geslachtskenmerken=kenmerken die vanaf de geboorte al aanwezig zijn, zoals de penis en vagina Progesteron=hormoon geproduceerd door het gele lichaam in een eierstok of door de placenta. Prostaat=deel van het mannelijk voortplantingsstelsel waar bij de mens de zaadleiders en urineleider in uitkomen. De prostaat voegt vocht met voedingsstoffen aan de zaadcellen Puberteit=periode waarin het lichaam volwassen wordt Recombinatie=het ontstaan van nieuwe combinaties van allelen/genen. Recombinatie kan het gevolg zijn van de toevalsverdeling van beide homologe chromosomen bij de meiose over de haploïde cellen. Recombinatie kan ook het gevolg zijn van crossing-over Secundaire geslachtskenmerken=kenmerken die pas tijdens de puberteit ontstaan Seksualiteit=menselijke gevoelens en handelingen die een rol spelen bij lust en opwinding Seksueel gedrag=al het gedrag dat met seksualiteit van mensen te maken heeft Seksuele selectie=selectie vindt plaats op grond van eigenschappen die de kans op voortplanten bevorderen Soa=seksueel overdraagbare aandoening, een infectieziekte Sterilisatie=het onderbreken van de zaadleiders bij de man of eileiders bij de vrouw Syfilis=seksueel overdraagbare aandoening met zweertjes aan slijmvliezen en verlammingen en aantastingen van hersenen in een vergevorderd stadium Territorium=gebied dat door een of meer individuen van een soort wordt bezet en tegen binnendringende soortgenoten wordt verdedigd Testis=zaadbal Testosteron=mannelijk geslachtshormoon, die de mannelijke secundaire geslachtskenmerken veroorzaakt Uterus=baarmoeder Vruchtvlies=vlies om het embryo (de foetus) Vruchtwater=vocht om een embryo (foetus); beschermt o.a. teggen stoten en uitdroging Wee=samentrekking van de spieren in de baarmoeder Zaadblaasje=orgaantje dat aan de zaadcellen een vocht toevoegt de zaadcellen actief maakt Zygote=bevruchte eicel, die ontstaat door versmelting van twee gameten
Ingezonden op 31-10-2014 - 1482x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!