Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Ik heb toetsweek.
› 1 Duits - NL
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Ik heb toetsweek.
, deel Duits
1 Duits - NL
Jaar 5 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
die Leistung = de prestatie; de dienst hadern mit = ruziën met die Versetzung = de overgang naar de volgende klas demnächst = binnenkort; spoedig sich leisten = zich veroorloven bestätigen = bevestigen scheitern = mislukken; falen die Versprechung = de belofte der Ehrgeiz = de ambitie; de eerzucht das Distinktionsmerkmal = het onderscheidende kenmerk die Erziehung = de opvoeding beanspruchen = aanspraak maken op; opeisen überfordert = overgevraagd; te veel gevergd das Eingeständnis = de bekentenis die Förderung = de bevordering; de steun; de subsidie strapaziert = zwaar belast der Anspruch = de aanspraak; de eis; de claim die Förderschule = school voor moeilijk lerende of opvoedbare kinderen die Ausstattung = de uitrusting; de inrichting die Zusatzförderung = de extra ondersteuning bedürftig = behoeftig; armoedig bildungsferne Schichten = milieus zonder affiniteit met onderwijs of opleiding in Anspruch nehmen = aanspraak maken op Auswerten = evalueren; analyseren die Befragung = de enquête; de peiling bemängeln = bekritiseren; aanmerkingen hebben op die Lernfortschritte = de vooruitgang bij het leren herrühen = afkomstig zijn; vandaan komen gründen = stichten; oprichten die Voraussetzung = de voorwaarde; de veronderstelling schließlich = tenslotte die Bildung = de vorming; de ontwikkelling die Nachhilfe = de bijles; de hulp in den Ruhestand gehen = met pensioen gaan der Lehrermangel = het lerarentekort der Nachwuchs = de komende generatie; de jonge krachten der Nebenberufler = de freelancer; de zzp'er verbeamtet sein = ambtenaar zijn gegenseitig = wederzijds der Studienrat = de docent; de leraar abwerben = ronselen; weglokken der Zeitvertrag = het tijdelijk contract die Gehaltsstufe = het salarisniveau die Wertschätzung = de waardering; de achting entgegenkommen = tegemoetkomen eine Lücke Schließen = een gat dichten die Neueinstellung = de nieuwe indiensttreding; de indienstneming die Nachfrage = de vraag die Anzeige = de advertentie die Begeisterung = het enthousiasme in den Hintergrund treten = op de achtergrond treden nicht nur = niet alleen wenn = als; wanneer; indien denn = want damit = opdat obwohl = hoewel dennoch = toch; evenwel deshalb = daarom; derhalve und zwar = en wel da = omdat stattdessen = in plaats daarvan allerdings = evenwel; echter; zeer zeker; weliswaar folglich = bijgevolg; dientengevolge; dus die Begründung = de motivatie; de toelichting die Erläuterung = de verklaring; de toelichting; de uitleg der Gegensatz = de tegenstelling die Steigerung = de stijging; de verhoging die Marktlücke = het gat in de markt durchaus = in ieder geval; absoluut; helemaal; volstrekt offenbar = blijkbaar; kennelijk; duidelijk passgenau = goed passend die Genehmigung = de vergunning; de goedkeuring freischalten = activeren; vrijgeven zumal = vooral; met name; bovenal ablehnen = afwijzen derartig = zulk; dergelijk einschränken = inperken; beperken das Kfz-Kennzeichen = het autonummerbord das Widerspruchsrecht = het recht op herroeping gewahrt bleiben = behouden blijven; gehandhaafd blijven sich verständigen = zich verstaanbaar maken; het eens worden der Vorstoß = het doordringen; de aanval nichtsdestotrotz= desalniettemin; toch; evenwel der Ausgleich = het compromis; de compensatie; de gelijkmaker die Versteuerung = de betaling van belasting; de aangifte van belasting vorsätzlich = opzettelijk die Quittung = de kassabon; de kwitantie das Revier = het district; het gebied der Schmuggler = de smokkelaar erlauben = toestaan; goedvinden winzig = heel weinig; heel klein nachversteuern = naderhand belasting opleggen klären = klaren; ophelderen der Schnäppchenjäger = de koopjesjager die Auslagen = de uitstallingen; de etalages; de uitgaven sich herausstellen = blijken; aan het licht komen die Vernehmung = het verhoor; de ondervraging erledigen = afhandelen; vervullen das Strafverfahren = het strafproces der Spielsüchtige = de gokverslaafde entsprechend = passend bij; in overeenstemming met die Maßnahme = de maatregel; de ingreep der Genehmigung = de vergunning; de toestemming der Bezirk = het district; de wijk; het rayon; het geboed die Kommune = de gemeente fordern = eisen am Tropf hängen = aan het infuus liggen die Gebühr = het tarief; de bijdrage veranstalten = organiseren der Würfel = de dobbelsteen die Auswirkung = de uitwerking die Wirkung = het effect der Eingriff = de ingreep sperren = blokkeren zudem = bovendien; daarenboven anaheuern = aanmonsteren; aan de slag gaan; dienst nemen der Leiharbeiter = de uitzendkracht anprangern = aan de kaak stellen; hekelen die Machenschaften = het gekonkel; de intriges die Seuche = de epidemie feilbieten = te koop aanbieden schlüpfen = glippen; kruipen die Prüfinstanz = het controleorgaan; de controle-instantie erzeugen = opwekken ausbilden = opleiden dinge andrehen = dingen opdringen; dingen aansmeren ausgiebig = uitvoerig; uitgebreid angeblich = zogenaamd; vermeend das Erlebnis = de belevenis der Vorwurf = het verwijt zwar = weliswaar ignorieren = ontkennen sich kümmern um = zich bekommeren om die Schaffenspause = een periode zonder creaties veröffentlichen = publiceren der Vermarkter = iemand die iets commercieel maakt; iemand die iets op de markt brengt der Wirtschaftszweig = de economische sector; de economische tak der Beschäftigte = het personeelslid; de werknemer die Arbeitsbedingungen = de arbeidsvoorwaarden betraut sein mit = de opdracht gekregen hebben voor die Beschwerde = de klacht die Anregung = de aanzet; de impuls sich widmen = zich wijden aan die Nahrungsmittel = de voedingsmiddelen überteuert = te duur ungebeten = ongevraagd Missgeschicke unterlaufen = pech hebben schlichtweg = gewoonweg; zonder meer ermitteln = onderzoeken lediglich = slechts erfolgen = geschieden eindeutig = duidelijk; eenduidig; ondubbelzinnig unlauter = oneerlijk; bedenkelijk die Einwilligung = de toestemming; de inwilliging die Werbezwecke = de reclamedoeleinden ahnden = bestraffen; gerechterlijk vervolgen das Gütesiegel = het keurmerk der Geschäftsführer = de manager; de bedrijfsleider der Personalberater = de medewerker personeelszaken von Vorneherein = vanaf het begin die wachstumsraten = de groeipercentages verlagern = verplaatsen
Ingezonden op 09-11-2014 - 1281x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!