Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
SusanneEnglish
› 2 Aardrijkskunde begrippen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
SusanneEnglish
, deel 1
2 Aardrijkskunde begrippen
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Absolute afstand = Afstand die hemelsbreed wordt gemeten in kilometers of mijlen. Absolute ligging = Ligging van een plaats op aarde, vastgelegd in een coördinatenstelsel. Amerikanisering = Overname van Amerikaanse waarden en normen, maar ook van economische elementen, in andere cultuurgebieden. Backwasheffect = Economisch en sociaal nadelig effect in een gebied als gevolg van de ontwikkeling van een ander gebied. Cluster = Ruimtelijke concentraties van onderling verbonden ondernemingen en instellingen uit een of enkele bedrijfstakken en de overheid. Dekolonisatie = Het staatkundig soeverein worden van vroegere kolonies. Elektronische snelweg = Infrastructuur voor het vervoer van digitale informatie, zoals internet, e-mail en e-commerce. Europeanisering = Overname van Europese waarden en normen, maar ook van economische elementen, in andere cultuurgebieden. Exploitatiekolonie = kolonie waarin het de koloniserende landen vooral te doen was om het exploiteren van natuurlijke hulpbronnen. Fast world = Plaatsen, gebieden of groepen mensen die economisch, sociaal en cultureel betrokken zijn bij het internationale bedrijfsleven, de moderne communicatiemogelijkheden, de materiële consumptie, het internationale nieuws en entertainment. Fragmentarische modernisering = Het in hetzelfde gebied naast elkaar voorkomen van moderne en traditionele economische activiteiten. Global culture = cultuur die over de hele wereld uniforme kenmerken vertoont. Global governance = politieke activiteiten om problemen op te lossen die betrekking hebben op een gebied, groter dan een staat, als de staten of lagere overheden zelf geen oplossing kunnen afdwingen. Global shift = Verschuiving van het economische zwaartepunt van het ene naar het andere deel van de wereld. Globalisering = Proces waarbij de ruimtelijke samenhang tussen bedrijven en instellingen over de wereld toeneemt en landsgrenzen vervagen. Hegemoniale staat = Staat die met economische, financiële, politieke en militaire middelen een dominerende rol speelt in het wereldsysteem. Hub = Knooppunt in een netwerk dat fungeert als verzamel en/of distributiepunt van geld, goederen en informatiestromen. Hub- en spokesnetwerk = Geheel van hubs en spokes. Heet ook wel transport- of vervoersnetwerk. Imperialisme = Proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld willen uitbreiden door gebieden te veroveren en controleren. Importsubstitutie = Het door landen zelf gaan produceren van goederen die voorheen werden ingevoerd. Infrastructuur = Alle materiële voorzieningen die het vervoer van mensen, goederen en informatie mogelijk maken, zoals (spoor)wegen, kanalen, pijpleidingen, aanlegsteigers, communicatieapparaten, pompstations en containerterminals. Internationale arbeidsverdeling = Wijze waarop de agrarische, industriële en dienstverlenende activiteiten over een land van het wereldsysteem verdeeld zijn. Kernregio = Hoogontwikkelde, rijke regio waarin economische en politieke macht is geconcentreerd. Het ook wel centrumland of kernland. Kolonie = Een buiten een staat gelegen gebied, dat op een gewelddadige of vreedzame manier in bezit is gekomen van die staat. Liberaliseren = Afschaffen van belemmeringen voor het vrijemarktmechanisme, waaronder grensbelemmeringen. Lokalisering = Afstemming van de economische activiteiten op de lokale en regionale natuurlijke hulpbronnen. Multinational = Onderneming met vestigingen in landen verspreid over de hele wereld. Neokolonialisme = Het met economische of politieke invloed handhaven of uitbreiden van macht in voormalige kolonies en andere perifere gebieden. Nieuwe industrielanden = Landen die zich in korte tijd sterk economisch ontwikkeld hebben vooral door de productie van exportgoederen voor de kernlanden. Ook wel NIC-landen oftewel Newly Industrializing Countries genoemd. Pacific Rim = regio's of landen gelegen rondom de grote oceaan Perifere regio = regio waar de economische activiteiten sterk zijn afgestemd op de belangen van kernlanden. Er is lage productiviteit, een eenzijdige economische structuur en een fragmentarische ontwikkeling. Planeconomie = Economisch systeem waarbij het marktmechanisme vrijwel volledig is uitgeschakeld en de productie en consumptie door een centraal orgaan wordt aangestuurd. Productieketen = Alle schakels in het productieproces, vanaf het winnen van de delfstoffen tot aan de verkoop van het eindproduct. Relatieve afstand = Afstand die wordt uitgedrukt in tijd, moeite of kosten. Relatieve ligging = Ligging ten opzichte van andere locaties uit het oogpunt van bereikbaarheid en toegankelijkheid. Ruimtelijke interactie = Uitwisseling of verplaatsing van mensen, goederen en informatie tussen gebieden. Semiperifere regio = regio die qua economische en politieke macht een middenpositie inneemt tussen kernregio's en periferie. Wordt gekenmerkt door een behoorlijke industrialisatiegraad en een behoorlijke afzet van de productie in kernregio's van het wereldsysteem. Slow world = Plaatsen, gebieden of groepen mensen die economisch, sociaal en cultureel afgesloten zijn van het internationale bedrijfsleven, moderne communicatiemogelijkheden, materiële consumptie, internationaal nieuws en entertainment. Spoke = Transportlijn in een vervoersysteem. Spreadeffect = Positief sociaal en/of economisch effect op een gebied als gevolg van de ontwikkeling van een nabijgelegen regio. Staat = Begrensd gebied, waar de bewoners soeverein zijn en dat bestuurd wordt door een gezaghebbend orgaan. Tijd-ruimtecompressie = proces van afnemende relatieve afstanden, vooral als gevolg van technologische ontwikkeling en nieuwe vormen van infrastructuur. Transport- of vervoersnetwerk = Hub- en spokessysteem Triade = Driedeling van het wereldsysteem, waarbij de delen aangestuurd worden vanuit noord amerika, europa en japan. Uitschuiving = Verplaatsing van economische activiteiten vanuit een economisch verder ontwikkeld gebied naar een gebied met lagere lonen. Vestigingskolonie = Kolonie waar mensen naartoe migreerden om een nieuw bestaan op te bouwen. Wereldhandelsorganisatie = Organisatie die gericht is op het liberaliseren van de wereldeconomie. Wereldsysteem = samenhangend geheel van landen met hun onderlinge politieke, culturele en economische relatie, bestaande uit kernlanden, perifere en semiperifere gebiede.
Ingezonden op 21-01-2015 - 1567x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!