Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
derdeklas
› 1 Latijn woorden tekst 1-5 en 25-26
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
derdeklas
, deel 1
1 Latijn woorden tekst 1-5 en 25-26
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
1-4: flumen,flumina = rivier rex,reges = koning servus = slaaf vocare = roepen; noemen venire = komen audire = horen videre = zien puer, pueri = jongen iacere = liggen clamare = schreeuwen et = en; ook lacrimare= huilen iubere= bevelen necare= doden timere = vrezen; bang zijn voor ideo, = daarom mandatum = opdracht non = niet recusare = weigeren tamen = toch tollere = optillen ad + acc = naar; tot; bij portare = dragen in + acc = in; naar ponere = plaatsen locus = plaats ubi = waar aqua = water inter+ acc = tussen; tijdens Arbor, arbores = boom ibi = daar esse = zijn custodire = bewaken subito = plotseling accedere = gaan naar; naderen haud = helemaal niet praebêre = aanbieden; bieden sic = zo bibere = drinken cogitare = nadenken; denken deus = god protegere = beschermen nam = want uxor, uxores = echtgenote tradere = overhandigen dicere = zeggen favêre+dat = steun geven aan filius = zoon femina = vrouw ridêre = lachen nomen, nomina = naam dare = geven mater, matres = moeder sicut = zoals pater, patres = vader amicus = vriend de {abl} = van; over montes = berg; heuvel cum {abl} = met frater = broer populus = volk tacere = zwijgen qouque = ook tandem = eindelijk dividere = verdelen urbs = stad aedificare = bouwen primum = eerst in {abl} = in; op vir = man saxum = rots; rotsblok murus = muur facere = doen; maken dum = terwijl; zolang als placere {dat} = bevallen cur = waarom licet = het is toegestaan; het is toegestaan aan iam = al; reeds stare = staan hostis = vijand intrare = binnenkomen civis = burger sed = maar gladius = zwaard Roma = Rome periculum = gevaar arx, arces = burcht Romanus = Romein turba = menigte puella = meisje miles, milites = soldaat si = als; indien temptare = proberen semper = altijd retinerêre = tegenhouden nox, noctes = nacht dormire = slapen pars, partes = deel custos, custodes = bewaker silentium = stilte ecce = kijk arma mv = wapen statim = meteen cadere = vallen post + acc = achter; na auxilium = hulp servare = redden tekst 5: ignis,ignes = vuur per = door; doorheen; gedurende annus = jaar vivere = leven nuper = kort geleden docere = onderwijzen ardere = branden debere = moeten autem = echter dea = godin abesse = afwezig zijn addere = toevoegen diu = lang; lange tijd discedere = weggaan sol,soles = zon ludere = spelen tantum = slechts; alleen maar poena = straf ostendere = tonen culpa = schuld super = boven; over; bovenop orare = bidden; bidden tot; smeken; smeken om signum = teken e,ex = uit mox = spoedig tekst 25: primus, -a, -um = eerste perficere, perficio = voltooien colligere = verzamelen plenus (+gen) = vol; vol met fundere = gieten; storten lavare = wassen labor, labores = werk; inspanning perpetuus, -a, -um = voortdurend alius...alius = de een... de ander addidi = pf van addere intellexi = pf van intellegere scii/scivi = pf van scire se = zich se (aci) = dat hij; dat zij olim = vroeger; eens laesi = pf van laedere laedere = beledigen; kwetsen vendidi = pf van vendere neque...neque = niet... en ook niet carmen, carmina = lied; gedicht canere = zingen accidere = gebeuren certus, -a, -um = zeker; vast Tekst 26: finis, fines = grens; einde; gebied orbis, orbes = kring; cirkel meminisse (pf)+aci = zich herinneren dat meminisse (pf)+gen = zich herinneren; zich iets herinneren iuventus, -tutis (gen) = jeugd egi = pf van agere procul = ver; in de verte censere = van mening zijn praeterii = pf van praeterire praeterire = voorbijgaan ignotus, -a, -um = onbekend villa = landgoed perveni = pf van pervenire pervenire = aankomen egere +abl = nodig hebben officium = plicht; taak amplus, -a, -um = ruim; groot; belangrijk committere = toevertrouwen commisi = pf van committere frumentum = graan premere = drukkken; drukken op
Ingezonden op 12-09-2017 - 428x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!